Middenbouw en bovenbouw

Middelbare Steinerschool Aalst

Algemeen

In een middelbare Steinerschool tellen de klassen na de basisschool door. Dat brengt de eenheid van de integrale schoolcarrière van kleuter tot en met middelbaar tot uitdrukking. In de middelbare school spreken we daarom van de 7de tot de 12de klas en niet van de gangbare administratieve opdeling van 1A tot 6A.

De eerste twee jaren van de middelbare school, de middenbouw of eerste graad, zijn de 7de en 8ste klas. Ze vormen een overgang tussen onderbouw (basisschool) en bovenbouw. De bovenbouw begint in de 9de klas, met de tweede graad, het derde jaar middelbaar onderwijs.

Elke klas heeft een klasleraar, die de evolutie van de klas opvolgt in klassenraden en een centrale rol vervult in het contact met de leerlingen (klasgesprekken, leefregels, …) en de ouders (ouderavonden, individuele gesprekken, …). Uiteindelijk blijven alle leraren gezamenlijk verantwoordelijk voor de pedagogische begeleiding.

Eén van de belangrijkste basisprincipes van onze pedagogie in de middelbare school is dat jonge mensen tot in de twaalfde klas naast cognitieve vakken ook praktische en kunstzinnige vakken aangeboden krijgen. Uiteraard liggen de accenten bij elk vak anders, maar toch worden voor elk vak cognitieve, affectieve en wilsvormende doelstellingen nagestreefd (denken – voelen – willen). Deze drie elementen moeten samen een evenwicht vormen, zodat jongeren kunnen uitgroeien tot evenwichtige volwassenen met een ontplooiing van heel hun persoonlijkheid. De eerbied voor deze persoonlijke ontwikkeling is toonaangevend. De jongeren moeten voelen dat zij steeds als individu gewaardeerd worden.

De middelbare Steinerscholen werken met eigen eindtermen per graad. Ze zijn vergelijkbaar met de algemeen geldende eindtermen voor de studierichtingen in het reguliere algemeen secundair onderwijs. De eindtermen liggen vast in de leerplannen van de school. Ze beschrijven per graad en per vak de achtergronden, de leerinhouden en de werkwijze.

Middenbouw

De middenbouw kenmerkt de overgangsfase tussen onder- en bovenbouw. De leerlingen worden beetje bij beetje voorbereid om meer zelfstandig aan de slag te kunnen gaan in de bovenbouw.

Ook de kinderen bevinden zich in een overgangsfase tussen het kind zijn en de puberteit die voor de deur staat. We hebben dus bijzondere aandacht voor beide aspecten die in de leerling schuil gaan. Kinderen worden zich daarbij ook voor het eerst écht bewust van zichzelf en dat vraagt een aparte aanpak.

Er is veel plaats voor omhulling: de leerlingen worden van dichtbij opgevolgd door de titularis, zorgcoördinator en vakleraren. Het volledige lerarenteam bespreekt de leerlingen in een wekelijkse vergadering.

In het periodeonderwijs is er veel aandacht voor het op verschillende manieren leren verwerken van leerstof. De leerlingen nemen notities, maken thuis een verwerking en daags nadien wordt de leerstof herhaald aan de hand van die verwerkingen. Er wordt weinig met handboeken gewerkt, zodat de leerlingen zich de leerstof werkelijk eigen kunnen maken. Voor vakken als wiskunde, Frans, Engels, Nederlands zijn er cursussen die nauwer aansluiten bij onze pedagogie.

Bovenbouw

De bovenbouw is de 2e en 3e graad middelbaar, klas 9 t.e.m. 12.

De overgang van de 8e naar de 9e klas kenmerkt een belangrijke verandering in het leven van de kinderen. De puberteit is nu duidelijk ingezet en het kind vraagt een andere benadering. De natuurlijke verbinding met de wereld is voorbij en zeker bij de start van de bovenbouw vallen leerlingen op zichzelf terug. Daarbij willen ze, naarmate ze ouder worden, die wereld ook als maar beter écht gaan begrijpen en er een zelfstandig oordeel over opbouwen.

Om tot dat oordeel te komen is het vooral nodig om te vertrekken vanuit een nauwkeurige waarneming. Dat basisprincipe is terug te vinden in verschillende vakken, maar wordt bij uitstek getraind in wetenschappen als chemie en fysica, maar ook bij het boetseren en schilderen bijvoorbeeld. Een correcte waarneming vanuit de fenomenen is de basis voor helder denken.

Daarbij groeit het abstractievermogen en de zelfstandigheid. Na het afronden van de 12e klas is het dan ook de bedoeling dat de jongere weet wie zij/hij is, waar zij/hij voor staat, goed in is, niet goed in is, voor wilt gaan, niet voor wilt gaan. Welke waarden en normen zij/hij zelf wilt uitdragen in de wereld en wat zij/hij wilt bijdragen aan die wereld.

Om zover te komen wordt het denken ontwikkeld in verschillende fases: causaal, sociaal, imaginatief tot uiteindelijk globaal. Leerlingen leren niet één waarheid, maar leren om verschillende elementen naast elkaar te zetten en voor zichzelf uit te maken wat hun waarheid is.

Kinderen groeien uit tot jongvolwassenen en daar hoort opnieuw veel ondersteuning bij. Een nieuwe klasgroep gaat gepaard met een nieuwe klastitularis, die de groep gedurende vier, soms per twee, jaar volgt. De klasgroep blijft gedurende vier jaar dezelfde, wat ook een diepere verbinding met de leeftijdsgenoten met zich meebrengt.